Nu ik afscheid heb genomen van het bestuur van onze vereniging lijkt het me aan de tijd om ook mijn stukje motorcrosshistorie met jullie te delen.
De motorcrosssport kwam in mijn leven toen eind jaren 60 een broer met een oud brommertje thuis kwam. Hij prutste er wat aan, maar al gauw hield hij het voor gezien. Ik vond het echter interessant begon wat aan dat ding te sleutelen, kreeg hem aan de praat en ging er mee rijden op een veldje verderop. Ook ging ik eens kijken naar een crosswedstrijd die toen al werd georganiseerd op de Reulsberg. Dat vond ik zo leuk dat ik besloot om zelf een 50 cc crosser te gaan bouwen. Toen ik dat motortje klaar had wilde ik er ook wedstrijden mee rijden en werd lid van de “oude” Streekrijders. Dat rijden van wedstrijden viel nog niet mee, want zonder eigen vervoer was ik afhankelijk van anderen. Soms wilde de vriend van mijn oudere zus wel rijden en soms kon ik met een andere crosser mee. Op een keer kon wel mijn motor mee naar de wedstrijd, maar voor mij was er geen plaats meer in de auto. Dus ik met mijn brommertje met gereedschapskist en Bertje (van Helden) achterop naar Wijchen. Zo ging dat tot mijn diensttijd. Omdat die ik grotendeels in Duitsland doorbracht en slechts om de 4 a. 5 weken een weekend thuis was, kwam er in die tijd van het crossen helemaal niets terecht. Wel kon ik wat geld bij mekaar sparen waarvan ik na de diensttijd mijn eerste echte crossmotor kocht. Een Bultaco 250 cc bwj. 1974 (1 jaar oud). Ik had inmiddels ook een eigen autootje, een Simca 1000, zodat het vervoer ook geregeld was en werd lid van MC Lottum (de “oude” Streekrijders waren opgehouden te bestaan). Ik begon in 1975 bij de 250 cc junioren. Maar omdat de groei er bij de toenmalige Gelimbra flink in zat kwam er een klasse bij tussen de junioren en de senioren “de promotieklasse”. Ik zat bij de junioren regelmatig voorin en werd daarom overgezet naar die nieuwe promotieklasse. Ook daar ging het best wel goed en had ik na ongeveer een half jaar de punten bij mekaar om te “mogen” promoveren naar de senioren. Hierdoor kwam ik in dezelfde klasse te rijden als Jan Verstappen, waar ik al een tijd samen mee naar de wedstrijden ging. Jan werd in dat jaar kampioen bij de 250 senioren.
Eind 1975 vonden we samen dat er ook in Horst weer een crossclub moest komen. En zo werden de “nieuwe” Streekrijders geboren. We sloten aan bij de Gelimbra (nu MON). Als crossclub had je de verplichting om jaarlijks minimaal een wedstrijd te organiseren. Daarom namen we de organisatie van de wedstrijd aan de St. Jorisweg in Hegelsom over van MC Lottum die tot dan toe die wedstrijd samen met de fanfare van Hegelsom als hun tweede wedstrijd organiseerden. Dit ging even goed, maar toen mocht het niet meer van de landeigenaar. Om toch aan onze verplichting te voldoen hebben we op een gegeven moment de stoute schoenen aangetrokken en vroegen aan de Gemeente of we een wedstrijd mochten organiseren op het uitbreidingsplan Berkelsbroek in aanleg. We kregen wonderwel vergunning en hebben daar toen eenmalig een prachtig circuit aan kunnen leggen. Een jaar later stonden de eerste huizen er al op. Daarna mochten we enkele wedstrijden organiseren op de landbouwgrond van Kurstjens langs de Venloseweg.
De familie Niessen uit Grubbenvorst was in die tijd met 3 crossende broers ook prominent vertegenwoordigd in onze vereniging. Vader Mart vond dat actieve crossers niet zelf in het bestuur moesten zitten maar zich moesten concentreren op het crossen. Hij ronselde toen Thei Timmermans van de gelijknamige autogarage aan de Meterikseweg en vormde samen met hem en de boekhouder van Garage Niessen, Piet Duif, een nieuw bestuur. Het was Thei Timmermans die er, middels zijn goede connecties bij de Gemeente, voor zorgde dat de Streekrijders de crossbaan op de Reulsberg officieel mochten gaan gebruiken als trainings- en wedstrijdcircuit. Op 1 januari 1979 werd een privaatrechtelijke vergunning verleend en dat jaar werden er de eerste wedstrijden verreden. Thei Timmermans had het helaas alweer snel gezien in het bestuur en trok zich terug. Er werd een nieuw 5 mans bestuur gevormd waarin Jan en ik ook weer zitting hadden, met verder Mart Niessen, Leo Niessen en Jan Glavimans.
Aan het nieuwe circuit moest veel gebeuren, er werd voor die tijd wel wat op getraind maar voor een wedstrijd was het veel te smal, en daarom moesten er de nodige bomen worden gerooid. De Gemeente zorgde voor het rooien en wij mochten de stronken op ruimen.
Naast het besturen van de club reed ik in de jaren 75, ’76, ’77, ‘78, ‘79, ‘80 met Bultaco, Ossa, Yamaha en Honda, ook mijn wedstrijden bij de 250 cc senioren. In ‘81 kwam Honda met de eerste watergekoelde 250 cc. Die waterkoeling zag ik niet zo zitten en stapte daarom over naar de 500 cc. Die Honda was nog gewoon luchtgekoeld. De 500 cc beviel mij heel goed. Ik mocht ik ook een stapje terug doen naar de 500 promotie. Ook dat beviel goed. Ik kon weer eens een wedstrijd winnen. Helaas liep ik toen ook een pittige blessure op, een gescheurde knieband. Na 6 weken gips en nog eens 6 weken revalideren klom ik weer op de motor. Ik was erg gemotiveerd en het ging dan ook snel weer heel goed. Zo goed dat ik in ‘82 weer over moest naar de senioren. Daar heb ik nog enkele jaren gereden maar kon er geen potten breken. In 1985 had ik mijn laatste startbewijs.
Op de Reulsberg hadden we inmiddels al diverse wedstrijden georganiseerd en in het bestuur waren er wat wisselingen geweest. Einde 1983 leerde ik ook Mia kennen waarmee ik 7 juni 1985 getrouwd ben. Het getrouwde leven, het bouwen van een huis, de komst van de kinderen zorgde er wel voor dat er wat minder tijd was voor de cross.
Einde 1985 verliep ook de privaatrechtelijke vergunning voor ons circuit. Een nieuwe vergunning werd aangevraagd en werd per 1 jan 1986 verstrekt met als voorwaarde dat er max. 8 uur per week gereden mocht worden. Toen werd ook langzamerhand bekend dat de aanleg van de A73 er aan zat te komen. In Maart 1988 stuurden we hierover de eerste brief naar de Gemeente. Daarmee was het begin gemaakt aan de lange en moeizame periode om te komen tot het aanpassen van het oude circuit naar het circuit zoals we dat nu kennen en het verkrijgen van de vergunningen die volgens de wet nodig waren om het circuit ook te mogen gebruiken. Na vele brieven en gesprekken kwam de procedure in een stroomversnelling toen in januari 1994 plotseling zonder enige waarschuwing werd gestart met het kappen van bomen voor de aanleg van de A73. 10 april 1995 organiseerden we de laatste wedstrijd op het oude circuit. Ondertussen was er ook nog nieuwe milieuwetgeving gekomen en moest er een milieuvergunning worden aangevraagd. Dit was zeker voor ons onbekende materie waarbij we het zelf maar moesten uitzoeken. De milieuambtenaar van de Gemeente hadden we daarbij zeker niet mee. Gelukkig hadden we toenmalig wethouder Driessen wel aan onze zijde en dat heeft er uiteindelijk toe geleidt dat het circuit werd opgenomen in het bestemmingsplan buitengebied en we per 30 jan 1996 een milieuvergunning kregen die nog steeds van kracht is. Daarmee voldeden we aan alle wettelijke voorwaarden om te mogen trainen en wedstrijden organiseren binnen de randvoorwaarden zoals die in de vergunning stonden.
Er moest nog wel heel veel gebeuren want het circuit moest voor de helft opnieuw worden aangelegd dwars door de bossen. De gemeente zorgde weer voor het omzagen van de bomen en zelf mochten we de stronken e.d. opruimen. Gelukkig hadden we goed op de centjes gepast (we hadden ondertussen ook nog 2 IMBA wedstrijden georganiseerd in 1989 en in 1991) en konden dat financieel wel aan.
Ook bij MON heb ik de nodige jaren besteed. Na herhaaldelijke verzoeken ben ik in 1991 toegetreden tot het hoofdbestuur. Toen ik daar een jaar in zat stopte de penningmeester er mee en werd mij gevraagd of ik die functie op me wilde nemen. Dat heb ik gedaan en vol gehouden tot ik in 2002 stopte bij het HB. Daarna heb ik nog 3 jaar in strafcommissie gezeten en in 2010 ben ik in het bestuur van de VBM (Vereniging Beheer MON) gestapt. Einde 2013 ben ik daar vanwege een “verschil van inzicht” met de voorzitter van MON mee gestopt. In 2015 en 2016 heb ik in de werkgroep gezeten die zich bezig hield met het beter beschermen van de MON tegen de oprukkende claimcultuur. Momenteel zit ik nog in de Raad van Toezicht (intermediair tussen MON en SMI).
Eind jaren 90 ben ik ook weer zelf op de motor geklommen. Door de drukte op het werk was ik wat over mijn toeren geraakt en bedacht dat ik voor de afleiding iets fysieks moest gaan doen wat ik leuk vond. Ik had mijn laatste wedstrijdmotor uit 1983 nog en begon daar mee weer wat rondjes te rijden. Ik heb toen al snel een 500 cc Honda uit 1995 gekocht en later de 450 viertakt uit 2003. Daar heb ik nog mee gereden tot ik einde 2016 een nieuwe heup moest krijgen en om die reden besloot de crosshelm definitief aan de wilgen te hangen. De thuissituatie speelde bij die beslissing ook een belangrijke rol.
Die thuissituatie was al in 2005 drastisch veranderd toen mijn vrouw Mia een zware hersenbloeding kreeg die ze maar ternauwernood heeft overleefd. Na enkele maanden ziekenhuis en een revalidatie van ruim 1,5 jaar in verpleeghuis Elzenhorst kwam ze weer naar huis… in een rolstoel met een blijvende halfzijdige verlamming. Ik heb in de tussentijd een slaapkamer en een badkamer aan het huis gebouwd zodat we alles gelijkvloers hadden.
Vanaf het moment dat we voor de Reulsberg alles goed geregeld hadden, hebben we onze accommodatie steeds verder verbeterd. Het begon met een container voor alle materialen. Daaraan werd een klein afdak gebouwd, er werden water en elektra aansluitingen aangevraagd en aangelegd. De container werd later weer verplaatst en de huidige overkapping werd gebouwd, er werd een toiletruimte aangebouwd, het hamburgerhuisje kwam er en ook het EHBO huisje. Het circuit kreeg het eerste stalen hekwerk dat later steeds verder is uitgebouwd, er is een regeninstallatie aangelegd waarmee inmiddels het hele circuit gesproeid kan worden. Er werd met containers een tunnel aangelegd, die enkele jaren geleden is vervangen door een degelijke betonnen versie, er kwam straatverlichting langs de oprijlaan en vorig jaar hebben we een nieuw rennerskwartier in de bossen mogen aanleggen. Er is al met al heel veel gebeurd waardoor we nu over een accommodatie beschikken waar we trots op mogen zijn. Voor mij voelt het ook een beetje als een levenswerk dat ik ook maar moeilijk los kan laten. Maar na 42 jaar heb ik het stokje toch maar overgedragen aan de jongere generatie. Wel blijf ik nog graag betrokken bij de vereniging en zal nog regelmatig op het circuit te vinden zijn om te kijken naar de verrichtingen van onze start- en trainingsbewijshouders of om hier en daar wat klusjes op te knappen.
Ik heb inmiddels enkele leden benaderd om het volgende pen-verhaal te schrijven maar nog geen toezegging mogen ontvangen. Dus mocht iemand zich geroepen voelen om ook zijn motorsport historie met ons te delen meld je dan aan bij de redactie.